Opiniestuk, NRC 28 februari 2019
Beelden van dit stadslandschap passen prima in een internationale glossy. Het EYE filmmuseum steekt z’n puntige diagonalen omhoog. De A’dam Toren staat op hoge hakken van beton met op z’n top een ledverlichte kroon. Langgerekt gegil daalt vanaf het observatiedek neer. Op de rooftop-schommel bungelen benen over de dakrand. Hier aan het IJ is het meer flashy dan spooky .
Toch herbergt dit gebied het meest spookachtige verleden van Amsterdam. Een historie die teruggaat naar begin veertiende eeuw, als Amsterdam stadsrechten krijgt – niet te verwarren met het tolprivilege van 1275. Voor de prille stad was gerechtelijke autonomie en het mogen uitspreken en voltrekken van de doodstraf belangrijk. Zo kon men laten zien dat er met het gezag niet te spotten viel.
Aanvankelijk bleven de lijken op de executieplaats bij de Dam hangen, maar de stankoverlast in het laat-middeleeuwse Amsterdam was soms niet te harden. Daarom zocht men een plek waar de lijken niet ruikbaar maar wel zichtbaar konden hangen. Dat werd de zuidwestelijke hoek van de Volewijck, het latere Amsterdam-Noord. Het IJ was destijds wat de Ring A10 en Schiphol nu zijn: dé toegangsweg tot Amsterdam. Wie per schip binnenkwam, zag dat je in deze stad geen loopje nam met het gezag. Het beginjaar van het galgenveld is onduidelijk. Het gebied ten noorden van het IJ, de Volewijck, werd in 1393 officieel Amsterdams grondgebied. Mogelijk is het galgenveld door Amsterdam clandestien al eerder in gebruik genomen. Stadgeschiedschrijver Jan ter Gouw noemt het jaar 1360.
Schandpalen, spiesen, staken
Wie nu op het hobbelige grasveld achter EYE loopt ziet een tabula rasa [onbeschreven blad]. Er lijkt geen verleden. In het jaar 1795, toen de Fransen in ons land de regie overnamen, kwam er een eind aan het galgenveld. Het terrein werd geruimd. De balans van vier eeuwen: zo’n duizend vergane lijken.
Tentoongesteld worden op het galgenveld was een extra straf. De gang van zaken was mensonterend. Soms werden ter dood gebrachten na hun executie aan de staart van een paard gebonden. Ze werden naar het IJ gesleurd en in een koeschuit naar de overkant geroeid. Daar wachtte het galgenveld. Er stonden raderen, schandpalen, spiesen, staken en galgenputten. Dit alles ‘ter grauwelijck exempel’ totdat de lijken waren ‘verteerd door de lucht en de vogelen des velds’.
Elsje Christiaens, tekening van Rembrandt, 1664. Het 18-jarige meisje werd in 1664 gewurgd aan een wurgpaal op de Dam nadat ze tijdens een ruzie haar huisbazin met een bijl had vermoord. Haar lijk werd opgehangen op het galgenveld, samen met de bijl.
‘Pronkstuk’ was de Leeuwenput, een stenen galgenput met drie zuilen met daarop gebeeldhouwde leeuwen. Dit respectabele bouwwerk stond in ironisch contrast tot de vernederende expositie. Een ‘gerechtelijk lunapark’ was het, een theater van de dood. Lijken werden tentoongesteld met het voorwerp van hun misdaad boven het hoofd. De schipper die een gat in zijn schip had geboord om er na de schipbreuk met de lading vandoor te gaan, werd opgehangen met een modelscheepje en een boor. Een vrouw die haar kind vermoord had kreeg een houten pop boven haar hoofd.
En het door Rembrandt getekende Deense meisje Elsje hing er met een bijl. Het waren vooral armen en buitenlanders die op het galgenveld eindigden. Sommigen van hen hadden een zekere bekendheid of zelfs een bijnaam. Denk aan ‘Zwarte Toon’ of ‘Mottige Piet’. Voor de inwoners van Amsterdam was het galgenveld in al zijn griezeligheid een bron van amusement. Een luguber uitje voor het hele gezin. De cartografen en schilders van het oude Amsterdam betrokken de Volewijck met het galgenveld van meet af aan in hun beeltenissen. Pas dan was het aangezicht van de stad compleet. Vele grote kunstenaars maakten er huiveringwekkende schetsen. De Rembrandt-tekeningen van het galgenveld zijn wereldberoemd.
Tot ze uit elkaar vielen
De lijken hingen er tot ze uit elkaar vielen. De knekels vielen in de put, maar echt begraven of cremeren was niet de bedoeling – te veel eer. Het galgenveld was dus een massagraf. Is ernaar gegraven? Het gênante antwoord: nee. Dat wijst op desinteresse voor een dubieuze gerechtelijke praktijk. Al is het de vraag of je met graven anno 2019 nog restanten vindt. Shell, in de 20ste eeuw eigenaar van de grond, heeft de verontreinigde grond meermalen opgeschoond. Van het opgraven van menselijke restanten is daarbij geen melding gemaakt. In de Tweede Wereldoorlog woedde op het terrein van Shell een extreem grote brand omdat vlak voor de Nederlandse capitulatie de olievoorraad in brand was gestoken. De stad verbleef dagen in de rook en de grond van het galgenveld moet diep verbrand zijn. Overgebleven skeletten zijn toen mogelijk verast, al weten we dat niet zeker.
Straatnamen
Opmerkelijk genoeg groeide het gebied, ondanks het galgenveld – of misschien dankzij – uit tot een geliefde horecaplek. Het in 1662 opgezette Tolhuis en de omliggende tuinen waren in de parkloze grachtengordel een pleisterplaats voor de stadsbewoner. Je kon de lijken zien vanaf het Tolhuis, maar niet ruiken. De afstand was ruim 200 meter. Beide fenomenen, het galgenveld en de tolhuistuin, hebben dus naast elkaar bestaan – waarbij moet worden aangetekend dat de tolhuistuin pas eind 19de eeuw, toen het galgenveld bijna een eeuw weg was, een feestelijk hoogtepunt bereikte.
Voor de inwoners van Amsterdam was het galgenveld in al zijn griezeligheid een bron van amusement. Een luguber uitje voor het hele gezin
Amsterdam is altijd terughoudend geweest met verwijzing naar het galgenveld. In de grachtengordel werd op Prinseneiland de Galgenstraat vernoemd – deze lag in de directe zichtlijn van het galgenveld. Pas begin twintigste eeuw kwam er een vernoeming op de plek zelf: de Galgenweg. Maar met de komst van een zwembad – Badhuis Obelt – werd de naam omgezet in het frisser klinkende Badhuisweg. In 1917 wilde raadslid Klaas de Vries in de Van der Pekbuurt verwijzingen naar het galgenveld. De verantwoordelijk wethouder hoonde dit weg als ‘verdienstelijk staaltje galgenhumor’. Toen de gemeente rond 1920 het volledige terrein verkocht aan een beginnende aardoliemaatschappij, leek de gemeente verlost van deze zwarte bladzijde uit haar geschiedenisboek. Shell bleef ruim een eeuw eigenaar van het terrein en sloot het met strenge hekken af van de buitenwereld. Probleem opgelost.
Maar begin deze eeuw stond het galgenveld weer op de stoep van de Stopera. De gemeente kreeg het terrein terug en kon op de plek met het verpletterende verleden een nieuwe woonwijk bouwen. De straatnamencommissie boog zich over de historie van de buurt, maar liet de kans graag aan zich voorbijgaan. Op geen enkel straatnaambord een verwijzing naar het galgenveld. De plannenmakers wilden de wijk een ‘kosmopolitisch’ karakter geven. Spadinalaan, Hammerbystraat, Céramiquelaan. Namen van herboren waterfrontwijken met een mondain tintje. Wel werd de Badhuisweg omgedoopt tot de beter klinkende Badhuiskade.
De interesse voor het galgenveld was altijd al minimaal. Oudheidkundig bodemonderzoek is beperkt gedaan. Tijdens de bouw van de Noord/Zuidlijn liep de archeologische dienst op volle kracht achter de boor aan, maar in de buurt van de Volewijck nam de belangstelling af.
Begin deze eeuw vond in het gebied een klein archeologisch onderzoek plaats. De sleuven van dit onderzoek lagen echter ver van de vermeende locatie van de Leeuwenput. Het leidde dan ook niet tot noemenswaardige opgravingen. In een tijdperk van gebiedsmarketeers die met een vergrootglas historische feitjes opdiepen, is het veelzeggend dat een flinke episode uit de Amsterdamse geschiedenis wordt verzwegen. In andere Nederlandse steden (Utrecht, Beverwijk, Oss, Nijmegen, Ede, Rhenen) is op de plek van het galgenveld een duidelijke vernoeming. Rotterdam bouwde op het vroegere galgenveld een moderne galg – als monument uiteraard. Amsterdam zwijgt. Toen kwam die gedachte bij me op. Als we een weg oppimpen tot kade, poetsen we dan misschien ook een zwarte bladzijde weg?
Geen aanstalten voor monument
Nu het voor straatnamen te laat is, heb ik alweer een tijdje geleden samen met een aantal andere Noorderlingen de gemeente opgeroepen tot het oprichten van een monument. Ook het vooraanstaande historisch tijdschrift Ons Amsterdam zette ooit een actie op touw. Zomer 2015 organiseerde het een petitie voor een gedenkteken op de plek van het galgenveld. Men plaatste zelfs een tijdelijk monument. Al deze geluiden lijken een kleine geste te hebben opgeleverd. Recent zijn er nieuwe brugnamen aan Overhoeks toegevoegd. Er is nu de Elsje Christiaensbrug plus een houten loopbruggetje naar de Tolhuistuin dat galgenveldbrug heet. Een stapje in de goede richting. Maar deze bescheiden vernoeming staat niet in verhouding tot de maatschappelijk-historische betekenis van het galgenveld.
Toch maakt de gemeente geen aanstalten voor een serieus monument. Binnenkort wordt het galgenveld getransformeerd tot stadspark. Een projectgroep waarin ook buurtbewoners zitten, is al geruime tijd bezig met de keuze van een kunstwerk. In het definitief ontwerp is geen plaats gemaakt voor een gedenkteken. Liever ziet men een willekeurig kunstwerk. Jammer dat het niet vanzelfsprekend is om op die plek een serieus monument op te richten voor het galgenveld. Een fenomeen dat 400 jaar bestond, en een dubieus maar belangrijk symbool is geweest. De nagedachtenis aan het galgenveld verdient een plek in Amsterdam. Op zijn eigen plek uiteraard.
Afbeelding: Collectie Stadsarchief Amsterdam