De Amsterdambijlage van 1 april bracht een achtergrondverhaal over Banne Buiksloot (Verveling, tsja. Maar we zijn echt niet in de Bronx). Deze jarenzeventigwijk maakt bij het OM naam als ‘Banne Cité’ (vrij naar de Parijse banlieus). Het artikel vangt de sfeer van angst en sociale armoede goed. De problemen van de Banne, genoteerd op plaats vier in de Top10 van Amsterdamse wijken met jeugdige verdachten, worden aan de hand van een aantal nare incidenten geïllustreerd.
Maar waaróm is het in deze wijk zo misgegaan? Ja, de strokenflats zijn troosteloos, maar in Buitenveldert staat een veelvoud daarvan zonder een centje pijn. Het is dus niet te wijten aan de stedenbouwkundige opzet van de wijk. De verklaring voor Banne Cité vinden we in de sociale geschiedenis van Amsterdam – en die van Noord in het bijzonder.
Eerst iets over mijn eigen sociale geschiedenis. September 1976 verhuisde ik als kind van tien vanuit Amsterdam-West naar de Banne. Het flatje van 50 vierkante meter in Overtoomse Veld werd steeds kleiner met z’n zessen. Gadverdamme, Noord, zeiden mensen om ons heen. Met frisse tegenzin vertrokken we naar een deel van de stad waarvan menig Amsterdammer meldde dat ie er nog niet dood gevonden wilde worden. De toelating tot die grotere woning ging bij ons thuis gepaard met spanningen. Vlak voor de verhuizing kreeg mijn vader onverwacht een periodiekje dat zijn inkomen iets ophoogde. Het was nog altijd onder modaal, maar voor de woning in ‘Banne II’ werd een extra laag inkomen geëist. Gelukkig bleven we net ‘onder de inkomensgrens’ en mochten we naar Noord. Dankzij een laag inkomen werd ik noorderling – en met mij bijna de hele Banne.
In 1976 bestond deze met groene hoven en woonerven ingerichte wijk vrijwel uitsluitend uit sociale huurwoningen. Nooit eerder hoorde ik zulk plat Amsterdams als destijds in 1976. Mijn klasgenootjes in de Banne waren Ciske de Ratjes – ze kwamen uit de ‘saneringswijken’ van die tijd. Jordaan, Kinkerbuurt, Dapper- en Transvaalbuurt, de Pijp. Net als een halve eeuw eerder, ten tijde van de bouw van de tuindorpen en de woonschool Asterdorp, werd ook het na-oorlogse Noord gevormd door Amsterdammers uit de oude, arme stadswijken.
Negatief imago
Gaandeweg de jaren zeventig en tachtig nam het werkaanbod in de Noordse werven en fabrieken af. Er heerste grote werkloosheid. In de toch al niet zo optimistische jaren tachtig ontstond een teneur van vandalisme – telefooncellen slopen – en verveling. Het Drukwerk-liedje Ik verveel me zo in Amsterdam-Noord bezorgde het stadsdeel een extra negatief imago. In woningruiladvertenties stond steevast de frase: ‘Niet in Noord of Zuidoost’. Er was duidelijk iets misgegaan in de ontwikkeling van Amsterdam boven ’t IJ. Noord kon bijna niet armer.
Bijna. In de jaren negentig gingen in de Bijlmer en Nieuw-West grootschalige sloop-nieuwbouwprojecten van start. Omdat deze plaatsvonden vóór de stadsvernieuwingsoperaties van Noord, ontstond een derde grote instroom van arme bewoners. Hans Oosterbaan, stadsdeelvoorzitter van Noord van 1994 tot 2002, betitelde Noord als het ‘afvoerputje’ van de stad. Waar Nieuw-West en Zuidoost een beetje opkrabbelden, zakte Noord verder in. Wel werd het tot dan toe relatief ‘witte’ Noord kleurrijker en multicultureler. Zo werd Noord tijdens de 20ste eeuw via drie instroomgolven een pauperparadijs. Dat er nog altijd geen brug over het IJ was gebouwd maakte de overkant van het IJ bijna letterlijk een armoede-eiland.
Oorzaak: gemeentebeleid
Wie denkt dat de Banne binnen Noord een negatieve uitzondering is heeft het mis. Er zijn verschillende andere probleembuurten: de Vogelbuurt (bekend van de tv-serie Schuldig) en de Waterlandpleinbuurt, om eens een paar te noemen. Is dat toeval? Nee. In mijn boek Oerknal aan het IJ kom ik tot de conclusie dat de probleemwijken van Noord niet organisch zijn gegroeid, maar het gevolg zijn van langdurig en consequent gemeentebeleid. De arme wijken van Noord zijn het product van een eeuw lang ‘contra-gentrificatie’. Alles wat te vies en onaangenaam was voor de rest van de stad, werd door de gemeente naar de overkant van het IJ verplaatst. Het begon met de verplaatsing van de industrie van Zuid naar Noord. De complete IJ-oevers verwerden tot een gebied voor fabrieken, havenloodsen, werven en overslagplaatsen. Daarna werden de armelui van de stad vanuit de krotwijken met een verhuispremie naar Noord gelokt. Net zo planmatig doorgevoerd als Berlages fraaie Plan Zuid.
Gelukkig is er de afgelopen jaren een kentering. Noord heet zelfs booming te zijn. Naast de wijken aan het IJ, is zelfs in de Banne zelf door sloop-nieuwbouw enige verbetering waarneembaar. Maar met nieuwe stenen alleen ben je er niet. De juichtoon over hip, hot en happening Noord, verhult de nog altijd bestaande armoedeproblematiek. Amsterdam kampt met een tweedeling tussen arm en rijk – waarbij ook de stadsdelen Zuidoost en Nieuw-West een soort Noord zijn geworden.
Het is dus heel begrijpelijk hoe de arme wijken van Amsterdam zijn ontstaan: er zat beleid achter. Tegenwoordig vinden bestuurders die tweedeling onwenselijk. Wat is dan het mechanisme dat probleemwijken als de Banne zo hardnekkig in stand houdt? Het klinkt vreemd, maar ook dit is het gevolg van gemeentelijk beleid – of eventueel: gebrek aan beleid. In de rijke stadsdelen, zoals Zuid, Centrum, Oud-West en delen van Oost, zakt het percentage sociale huurwoningen onder de 25 procent. Sociale huurwoningen worden in die wijken grif verkocht. Tegelijkertijd wordt daar nauwelijks sociaal bijgebouwd, want „er is geen ruimte voor nieuwbouw”. Dan sluiten we onze ogen even voor het feit dat er op het marineterrein, de oostelijke eilanden en IJburg, de Houthavens en op de Zuidas duizenden woningen worden bijgebouwd. Daar zit verdacht weinig sociale huisvesting bij. In Noord daarentegen – waar de sociale woningpercentages in veel buurten nog tegen de 70 procent zitten – stuit het verkopen van de sociale voorraad op fel verzet. Woningcorporatie Eigen Haard hanteert momenteel zelfs een verkoopstop in een van de armste wijken van Noord. En warempel, bij het Waterlandplein en in de Bongerd, vlakbij het problematisch epicentrum de Banne, zijn nu de grootste sociale nieuwbouwprojecten van de stad in aanbouw. De grondprijs die de gemeente in achterstandswijken ontvangt is veel lager dan in Centrum en Zuid.
Snapt u? Hier zit ’m de kneep. Stiekem kan de stad best een paar Banne- lieus gebruiken. Buurten waar een overdosis sociale huur blijft bestaan, en waar je zonder morren extra sociale huur kunt bijbouwen. Alleen dán kun je in de rijke buurten luxe complexen blijven bouwen zonder dat de gemiddelde sociale voorraad van de stad als geheel onder de 35 procent zakt. En als iemand dan moeilijk doet, bouw je gewoon een excuusblok voor studenten of senioren – die verpesten het dure imago niet.
Bouw sociale huur juist elders
Alleen als we bovenstaand mechanisme doorbreken, kan tweedeling in de stad verminderen. Het huidige college van VVD, SP en D66 gaat uit van een gewenste voorraad van 35 procent sociale huurwoningen. Dit mag geen vrijblijvende richtlijn zijn, maar een vast uitgangspunt bij het bepalen in welk deel van de stad we sociale huur mogen verkopen én waar we sociale nieuwbouw neerzetten. Met de kanttekening dat we per stadsdeel of eventueel per buurt (en dus niet op basis van een gemiddelde van de stad als geheel) op dit percentage toetsen. Bouw extra sociale huurwoningen in de stadsdelen met een laag gemiddelde. Stel dáár (en dus niet in arme wijken) een verkoopverbod in voor corporatiewoningen. Bouw sociale huurwoningen uitsluitend bij in die stadsdelen met een tekort. Zolang de stad geen consequent woningbouwbeleid volgt, is het onmogelijk een arme wijk als de Banne te normaliseren. Maar Amsterdam is toch mooier dan Parijs?