Het IJ wordt nog meer dan voorheen wat de Theems is voor Londen en de Seine voor Parijs, schrijft Bas in het Parool van 21 januari 2017.
'Een brug over het IJ past in de geschiedenis van Amsterdam, aldus Arcamdirecteur Maarten Kloos. In brugstad nummer 1 van de wereld lijkt me dat een juiste conclusie. Maar als hij stelt dat in Noord pas sinds kort sprake is van 'een echte overkant', heeft hij het mis. De overkant van het IJ is sinds 1393 officieel onderdeel van de stad.
De Volewijck speelt vanaf die tijd een rol in de geschiedenis van Amsterdam. Eerst eeuwenlang als galgenveld. Sinds 1662 was er ook het Tolhuis aan de de Buikslotertrekvaart dat in de negentiende eeuw uitgroeide tot een geliefd uitgaanspark voor tout Amsterdam. Begin twintigste eeuw kwamen de tuindorpen. Gaandeweg liep het inwonertal op naar 80.000.
Ergo: er is al vele eeuwen een echte overkant, en het momentum voor een brug is er sinds de negentiende eeuw. In die jaren volgde het ene brugontwerp het andere op, maar om onduidelijke reden kwam die brug er niet. Er leek een geheim verbod van kracht.
Lawaaiige achterkant
Uiteindelijk is er één hoofdverklaring waarom die brug er nooit kwam: de kanteling van Amsterdam. Deze kanteling zul je in trefwoordenregisters van de stadskronieken niet vinden, maar het is de grootste stedelijke transformatie uit de Amsterdamse geschiedenis. Tussen 1870 en 1900 is de stad compleet 'omgeklapt'.
Meer dan vijf eeuwenlang glansde de stad aan het IJ. Tot 1875 lag de stadsgrens nauw om de grachtengordel. Het huidige Museumplein, Vondelpark, de Overtoom en Kinkerbuurt waren geen Amsterdams grondgebied. Voorbij de Singelgracht en vanaf de Weteringschans waren molens en werkplaatsen uitgegroeid tot een vervuilende, lawaaiige achterkant.
Rollen omgedraaid
Dan gebeurt Amsterdam iets wat maar weinig steden in de wereld is overkomen. De stad kantelt. De onwelriekende bruingrijze zuidkant wisselt stuivertje met de groene noordkant. Een even non-organische als rigoureuze 180 gradenkanteling.
In kort tijdsbestek bouwt de stad grote gebouwen en cultuurpaleizen langs Amstel en Stadhouderskade. Denk aan Carré, Amstel Hotel, het Paleis voor Volksvlijt, Rijksmuseum, Concertgebouw en Stedelijk Museum. Het 'changement de decor' aan het IJ werd vervolmaakt door de bouw van het Centraal Station met spoordijk (1889).
Zo werd de volledig noordgerichte plaats aan het IJ een zuidgerichte stad. De belangrijkste fase van dit transformatieproces strekte zich uit tussen 1870 en 1900, maar het liep de hele twintigste eeuw door. De rollen in de stad werden omgedraaid. Het industriële Zuid werd een groene wijk voor de welgestelden, Noord kreeg de industrie.
Alles wat te vies en onaangenaam was voor de rest van de stad, kon vanaf dat moment worden weggestopt achter een enorm stationsgebouw en een spoordijk. De complete IJoevers verwerden tot een gebied voor fabrieken, havenloodsen, werven en overslagplaatsen.
Transformatiewijken
De armelui van de stad gingen vanuit de krottenwijken naar Noord. Een brug over het IJ werd vanaf dat moment niet meer noodzakelijk geacht. Het voorlopig laatste grote wapenfeit van die zuidwaartse beweging is de Zuidas.
De terugkanteling begon rond het jaar 2000 en zal rond 2040 zijn beslag hebben gekregen. Achteraf zag je het al decennia aankomen, met de bouw van de eerste transformatiewijken IJplein (jaren tachtig) en Oostelijk Havengebied (jaren negentig). Daarna volgden andere wijken - IJburg, Overhoeks, de nieuwe stationseilanden.
Nu zijn het de Houthavens, Buiksloterham, NDSM en de westelijke Havenstad die de stad op een ander standbeen zetten. Net als eind negentiende eeuw zijn er iconische cultuurgebouwen (Nemo, Muziekgebouw aan 't IJ, Conservatorium, EYE, Amsterdam Theater, Tolhuistuin, A'DAM Toren) die de stedelijke vitaliteit verplaatsen, dit keer naar de noordkant.
Mammoettanker
Het is dus niet sec de opkomst van 'booming' Noord die bruggen noodzakelijk maakt, het is het gevolg van de totale stedenbouwkundige omwenteling van de hoofdstad. De reusachtige mammoettanker Amsterdam keert een kwartslag. Dat maakt het IJ weer middelpunt en levensader van de stad - wat het altijd was.
De komende jaren zullen er in de as van IJburg tot Sloterdijk en de Noorder IJplas nog honderden woongebouwen bij komen, nog tientallen kantoren en vele publieksgebouwen.
Amsterdam bevindt zich stedenbouwkundig in een 'paradigmaverschuiving'. Het IJ is, net als in de eerste zes eeuwen, het belangrijkste water van de stad en Noord ligt midden in dat gebied. Eigenlijk is dat altijd al zo geweest, maar steeds waren er redenen om Noord er kunstmatig buiten te plaatsen.
Nu breekt het inzicht door dat Noord, historisch, ruimtelijk en qua objectieve afstand, onderdeel is van Amsterdam-Centrum. Het IJ wordt nog meer dan voorheen wat de Theems is voor Londen en de Seine voor Parijs. En ja, daar horen bruggen bij.'